World thought leaders in High Performance

Artikelen

De Bremer stadsmuzikanten: Een sprookje over diversiteit

Door Tjip de Jong & Simon van der Veer

Helemaal nu de omgevingen van veel leidinggevenden grilliger worden en er meer druk komt op prestatieverbetering, zijn het juist sprookjes die een spiegel voorhouden waar de aanknopingspunten voor HPO zitten. Een van de HPO-succesfactoren is ‘een divers en complementair werknemersbestand’. Elk jaar verschijnen talloze managementboeken die het thema diversiteit aanstippen. Echter als het gaat over diversiteit valt er misschien wel meer van sprookjesboeken te leren, dan van managementboeken. We kunnen veel leren van de slimheid van Klein Duimpje hoe hij vernieuwing organiseert of de magie van een open dialoog in het sprookje De nieuwe kleren van de keizer. En ook in sprookjes komt de succesfactor diversiteit vaak naar voren. In dit verhaal lichten wij het sprookje De Bremer stadsmuzikanten uit en wat dit sprookjesverhaal vertelt over de kracht van samenwerken en diversiteit.

De Bremer stadsmuzikanten

Er was eens een oude ezel die zijn leven lang voor een molenaar had gewerkt. De molenaar zei: ‘Ezel, het wordt tijd dat ik jou eens vervang voor een fris, jong ezeltje!’ De ezel dacht: ‘Ik kan best nog wel iets hoor! Weet je wat, ik vertrek naar Bremen om daar stadsmuzikant te worden.’

Onderweg ontmoette hij een bruine jachthond die enorm lag te hijgen langs de weg. ‘Wat is er met jou gebeurd?’ vroeg de ezel. ‘Ik moest vluchten’, antwoordde de hond. ‘Ik ben te oud geworden om achter de hazen aan te rennen. Nu wilde mijn baas van me af, maar ik ben er op tijd vandoor gegaan.’ ‘Mijn baas vond me ook te oud, ga met mij mee, ik ben op weg naar Bremen om stadsmuzikant te worden’, zei de ezel. En samen trokken de ezel en de hond verder. Even later zagen ze een zwarte kat zitten, die er niet erg vrolijk uitzag. ‘Ik ben het huis uit gevlucht’, zei de kat. ‘Ik had een heerlijk leventje, maar nu ik niet snel genoeg meer ben om muizen te vangen, wil mijn bazin me kwijt!’ ‘Katten kunnen ’s nachts toch prachtige muziek maken? Ga mee naar Bremen. Met zijn drieën zijn we een geweldig orkest!’, zei de ezel. En zo waren er dus drie dieren op weg naar Bremen. Verderop zat een bontgekleurde haan te kraaien op het hek van een grote boerderij. ‘Kukelekuu…Ik hoorde de boerin zeggen dat ze morgen gasten te eten krijgt. Nu wil ze me in de soep doen. ‘Ga toch met ons mee’, zei de ezel. Nu waren ze met zijn vieren. Ze trokken verder en zongen onderweg een lied:

diversiteitWe zijn al oud maar niet versleten
Een ezel, een hond, een kat en een haan
En wie het vraagt die mag het weten:
Wij kunnen samen de wereld aan!

Bremen bleek verder te zijn dan ze dachten. In een donker bos hielden ze halt voor de nacht bij een klein boshuisje. De ezel gluurde voorzichtig naar binnen. ‘Oei, het is een echt rovershol!’ fluisterde hij tegen de anderen. ‘Ik zie drie rovers. Ze zitten te drinken aan een tafel die vol staat met lekkere dingen.’ ‘Wij lusten ook wel iets,‘ sprak de haan, ‘maar hoe pakken we dat aan?’ ‘We zullen ze laten schrikken’, zei de ezel. ‘Ik heb een idee!’ Hij legde de anderen zijn plannetje uit en even later sprong de hond op zijn rug. De kat ging op zijn beurt op de rug van de hond staan en de haan fladderde omhoog, om helemaal bovenop te gaan zitten. Zo vormden ze een toren van dieren. Dat zag er raar uit in het donker! ’En allemaal zingen’, zei de ezel. De drie rovers schrokken vreselijk van het lawaai en van die grote, donkere gestalte die plotseling naar binnen denderde. Over elkaar heen struikelend, vluchtten ze het huis uit, want ze dachten dat er een verschrikkelijke bosgeest binnenkwam. De vier vrienden gingen aan tafel zitten en lieten het eten zich prima smaken. Na de maaltijd voelden ze pas hoe moe ze eigenlijk waren. Ieder vond een slaapplek die bij hem paste en ze sliepen snel in. Intussen waren de drie rovers weer een beetje op adem gekomen. De hoofdman sprak: ‘Ik weet niet wat dat zojuist was, maar het licht in ons huis is nu uit. En omdat jullie zulke bangerds zijn, zal ik zelf eens kijken of de kust veilig is.’ De roverhoofdman sloop naar het huisje en glipte naar binnen. Alles leek rustig. Toen hij licht wilde maken, zag hij de vurige ogen van de kat, die gloeiden in het donker. De hoofdman dacht dat het brandende kooltjes waren en hield er een lucifer bij. De kat schrok, blies venijnig en krabde de hoofdman in zijn gezicht. Oei, wat schrok die roverhoofdman! Hij rende naar de deur, maar trapte in het donker op de staart van de slapende hond. Die beet hem meteen hard in zijn been!‘Auwauw!’ gilde de man en hij hinkte naar buiten. Daar stond de ezel al klaar en die schopte hem met zijn harde hoeven onder zijn achterwerk. De haan werd wakker van al dat lawaai en kraaide: ‘Kukeleku! Kukeleku!’ terwijl de rover het erf afrende.

Zo hard hij kon, liep hij naar zijn mannen en buiten adem vertelde hij: ‘Mij krijgen ze daar niet meer binnen. Er woont een afschuwelijke heks die me met haar lange nagels heeft gekrabd. Voor de deur staat een man die me heeft gestoken. En buiten op het erf woont een zwart monster dat mij met een knuppel heeft afgeranseld!’ ‘Brrrrr!’ De andere rovers beefden van angst en renden hard weg. De rovers hebben zich niet meer laten zien en het huisje beviel de Bremer Stadsmuzikanten zo goed, dat ze het raam repareerden en er nooit meer zijn weggegaan.

Moraal van het verhaal

Het sprookjesverhaal leert dat samenwerken loont. En dat samenwerken vanuit verschillende expertise en achtergronden veel kan opleveren. De dieren die verstoten of afgedankt zijn kunnen individueel weinig meer bereiken, ze geven bijna al de moed op. Juist door als groep samen te werken, komen ze tot bijzondere resultaten. De dieren vullen elkaar aan met elkaars individuele kwaliteiten. De haan die kraait en kukelt, de ezel die balkt en schopt, de kat die krabt en blaast, de hond die blaft en bijt. Een diversiteit aan kwaliteiten maakt de samenwerking rijker en sterker, en door deze kwaliteiten te combineren en de diversiteit te benutten, bluffen ze ook de rovers af. Kortom, onvolmaakte individuele dieren vormen samen een volmaakt dierenteam.

Diversiteit is hot

Het sprookje over de Bremer Stadsmuzikanten draait om samenwerken, en vooral de diversiteit aan kwaliteiten die de samenwerking kracht geeft. Binnen veel organisaties is diversiteit tegenwoordig een hot strategisch thema. Meer vrouwen naar de top, meer nationaliteiten, meer variatie in oude en jonge werknemers, talentmanagement en zelfs al diversiteitsmanagement. Maar is diversiteit te organiseren?

Uit het onderzoek van André de Waal naar de kenmerken van High Performance Organisaties (HPO’s) blijkt dat diversiteit een factor is die een duidelijke relatie heeft met succesvol presteren. Diversiteit blijkt een doorslaggevende factor, vooral om tot effectieve besluiten en acties te komen. Door ervoor te zorgen dat een groep individuen verschilt in hun talenten, ervaringen, achtergronden, persoonlijkheden en vaardigheden, beschikt de groep over creativiteit, waarmee complexiteiten en knelpunten in het werk effectiever kunnen worden opgelost.

Kortom diversiteit doet er toe! Echter een valkuil in organisaties bij het aannemen en selecteren van nieuwe mensen in een organisatie is het soort-zoekt-soortmechanisme. Dit mechanisme zit ingebakken in onze genen, en is een natuurlijke wet waaraan we niet kunnen ontsnappen. Wij selecteren en nemen mensen aan die ‘soortgelijk’ zijn aan onszelf om mee samen te werken. Dat voelt comfortabel en veilig. En doordat we soortgelijke mensen selecteren kunnen we ook sneller schakelen en voorkomt het conflicten. Want stel je voor als wij iemand aannemen die slimmer en beter is dan onszelf, dat zou onze positie in gevaar kunnen brengen. Dus diversiteit is als thema makkelijk op papier geschreven, maar om het in praktijk te brengen is het soort-zoekt-soortmechanisme een belemmerende factor. Diversiteit herbergt daarmee een dilemma. Op het moment dat de target wordt om meer vrouwen aan de top te krijgen, dan is het gevaar dat bovenin de piramide de verdeling man/vrouw anders is, maar dat de vrouwen soortgelijke kwaliteiten als de mannen vertonen. Dan is het diversiteitsdoel gerealiseerd, want er is een betere verdeling tussen mannen en vrouwen aan de top, maar het resultaat is nog steeds ongewenst (althans, dat is dan het onderzoeken waard …), want er komt nog geen wezenlijk andere informatie op tafel.

En zo presteren we nog lang en gelukkig

Het sprookje over de Bremer stadsmuzikanten gaat eigenlijk om de ‘wie-vraag’. Met wie kunnen zij optrekken om samen Bremer stadsmuzikanten te worden? De ezel die de hond vindt, en vervolgens de haan en de kat. Steeds nodigen ze elkaar uit om Bremer stadsmuzikanten te worden, vanuit het perspectief: samen zijn we sterker. Het perspectief op diversiteit gaat om het besef om toe te staan dat je niet alles zelf goed kunt, en anderen nodig hebt als aanvulling.

De Bremer stadsmuzikanten zijn vier dieren, verstoten door de mensen, die dit besef krachtig laten zien. Een afgedankte ezel, een schorre haan, een oude hond en een kat. Het zijn vier dieren die gezamenlijk een bont gezelschap vormen. Individueel komen ze niet ver, maar als ze hun krachten bundelen bereiken ze fantastische resultaten. Een magisch verhaal over de kracht van diversiteit.

Maar of het nou gaat over diversiteit, openheid, leiderschap, of innovatie, in de sprookjes is het allemaal al eens voorbijgekomen. Sprookjes zijn er al eeuwenlang. En ze zullen de meeste managementboeken overleven. Wij geven dus een alibi voor leiders en managers om weer als ‘kinderen’ sprookjes te lezen en nog lang en gelukkig beter te presteren.

Het HPO Center verzorgt regelmatig inspiratiesessies, workshops en lezingen rond succesvol samenwerken, prestatieverbetering en High Performance Leiderschap. Heeft u interesse, vragen of wilt u meer weten over wat het HPO-raamwerk voor uw organisatie kan betekenen? Neemt u dan contact op met Marco Schreurs (of T. 035-6037007).

Deze tekst is gebaseerd op het nieuwe boek ‘We presteerden nog lang en gelukkig: een sprookjesboek voor organisatieverbetering’. Het boek is geschreven door Tjip de Jong en oud HPO collega Simon van der Veer.